“Jan
Uijtenbogaert! Ik heb een brief voor je. Kom eens binnen, dan zal ik hem je
voorlezen…” Baljuw Rutger Huijgensz (Blomvliet) staat in de deuropening van
zijn woning (’t Gouden Hooft, Tol 9).
Rechts de Tol in Schoonhoven; rechts van de Visbrug staat het huis van de baljuw (Tol 9) |
Dat is in 1625 het begin van een rechtszaak
die in heel Holland bekend zal raken. Maar wie kent het verhaal vandaag nog?
Remonstranten en contraremonstranten
Het jongensboek ‘De Slijkgeuzen van
Schoonhoven’ vertelt over de contraremonstranten die buiten de stad kerken en,
terugkomend in Schoonhoven, worden uitgescholden voor Slijkgeuzen.
Het is nota bene middenin de Tachtigjarige
Oorlog! We moesten de Spanjaarden zien weg te krijgen uit het land! Niettemin is
er in de kerk een theologisch geschil over een aantal essentiële zaken. Omdat
kerk en staat met elkaar verweven zijn, maakt de keuze van Prins Maurits tegen
het kamp van Oldebarneveldt dat ook de kerk een ommezwaai maakt van
pro-remonstrants naar anti-remonstrants.
Daarmee verband houdt ook de kwestie van de
remonstrantse hofpredikant in Den Haag, ds. Johannes Uijtenbogaert, die de
prins heeft vermaand, omdat hij een seksueel zondig leven lijdt. Dit maakt deze
dominee tot een van de meest gezochten in Holland.
ds. Johannes Augustijnsz Uijtenbogaert |
Maria Petitpas, de tweede vrouw van ds. Uijtenbogaert |
Uijtenbogaert is eerder al naar Frankrijk gevlucht en in zijn autobiografie vertelt hij er breedvoerig over. En maar liefst twaalf pagina’s achtereen vertelt hij het verhaal van een Schoonhovense jongen, Jan Gijsbertsz Uijtenbogaert. En ook in zijn enorme brievencollectie zijn tientallen brieven die iets over hem vertellen.
Jan
Gijsbertsz Uijtenbogaert
Gijsbert Corneliszen Wten Boomgart van Utrecht & Grietgen Willems Holij van Schoonhoven trouwen op 8 januari 1597 te Schoonhoven |
Jan is de zoon van Gijsbert Cornelisz Uijtenbogaert (geboren in Utrecht) en Grietje Willemsdr Holij (geboren in Schoonhoven). Grietjes vader heeft jarenlang in het stadsbestuur gezeten. Het echtpaar trouwt op 8 januari 1597 in Schoonhoven en gaat wonen in het huys genoempt de Oeyvaer in de Kerkstraat, in 1592 gebouwd.
Jan, waarschijnlijk geboren in 1598 (het eerste doopboek van Schoonhoven is verloren gegaan en het tweede begint bij november 1603) wordt als Johannes Gijsbertsz in de Grote Kerk gedoopt. Bij die doop treedt als ‘peter’ een achterneef van vader op, ds. Johannes Augustijnsz Uijtenbogaert, geboren in Utrecht, aldaar predikant in 1588 en vanaf 1591 hofpredikant bij prins Maurits in Den Haag.
Op 11 september 1597 vertrekt het gezin naar
een huis dat moet hebben gelegen op de zuidoosthoek van de Meent en de Nes.
Daar groeit Jan op, temidden van een middelgroot gezin (we weten slechts van
Weynken (1604), Willem Holij (1610), Cornelis (1612) en Sijtgen (1615), maar
eerder geboren kinderen zijn niet te achterhalen).
Vlucht
en ziekte
ds. Daniël Wittius |
De baljuw van Schoonhoven, Rutger Huijgensz, maakt zich zeer verdienstelijk, nadat het stadsbestuur van de kant van de remonstranten, onder druk van prins Maurits in één nacht over gaat naar de kant van de contraremonstranten. Hij wil blijkbaar duidelijk laten zien dat de keuze van Schoonhoven een hartelijke keuze is; hij pakt heel wat remonstranten op en laat er ook enkele opsluiten op Slot Loevestein.
Het boek van ds. Uijttenbogaert, waarin het verhaal van Jan staat |
Er bevinden zich meerdere vluchtelingen in
Frankrijk en men zoekt elkaar regelmatig op. Zo gebeurt het dat dominee
Uijtenbogaert met zijn knecht Jan op 12 augustus 1622 Hugo de Groot bezoekt,
die dan ziek ligt in Parijs. Op 3 september keren ze terug naar Rouen, maar
daar is een felle uitbraak van de pest zodat Uijtenbogaert met zijn vrouw en
huisgenoten terugkeert naar Parijs.
Hugo de Groot |
Dat doet Jan in april 1623. De dominee geeft
hem een flesje met een doeltreffend medicijn mee en enkele brieven voor familie
en vrienden. Jan heeft ook een boekje bij zich waarin hij instructies, namen en
adressen opschrijft omdat hij slecht kan onthouden. Jan bezoekt zijn moeder,
broertje en zusjes, en ook zijn zus in Amsterdam en bekenden in Utrecht, De
Bilt, Rotterdam en Den Haag. Onderwijl houden zijn moeder en de dominee
briefcontact over hoe het gaat.
Heen en
weer
Echter, in september 1623 keert Jan plots
terug naar Rouen, in gezelschap van de zus van Uijtenbogaerts vrouw. Helaas krijgt
Jan weer een toeval, zodat hij genoodzaakt is terug te keren naar
Schoonhoven. Daar krijgt hij verkering met een meisje en als hij de dominee in
Frankrijk persoonlijk vertelt van deze vryagie, ontslaat deze hem dankbaar
uit zijn dienst, zodat Jan vrij is om in Schoonhoven een nieuw bestaan op te
bouwen. Maar tot zijn stomme verbazing krijgt de dominee in juli 1624 Jan weer
over de vloer met een stapel vragen (waarschijnlijk over de verkering). Jan vertrekt
in september voorgoed naar Holland, met een algemene brief voor al de vrienden
en familie in Holland, waarmee hij de dominee nog eenmaal yverlijck wil
dienen.
Opgepakt
in Schoonhoven
En dan breekt die donkere zesde januari 1625
aan. Het is nog vroeg in de morgen als Jan het huis van baljuw Rutger Huijgensz
aan de Tol passeert. Waarvoor roept de baljuw hem nu precies? De verzameling
brieven van Uijtenbogaert (in 1869 getranscribeerd door H.C. Rogge) vertellen
stukje bij beetje wat er gebeurt.
ds. Petrus Cupus |
Jan is onnozel en stapt nietsvermoedend achter
de baljuw de keuken binnen. Dan wordt hij aangehouden en ondervraagd, zonder
dat zijn moeder weet waar hij is. Ze nemen hem mee naar de woonkamer, waar ze
hem tot laat in de avond vasthouden. Vervolgens wordt hij onder begeleiding
naar het stadhuis gebracht, waar hij voor maanden verdwijnt in het kot.
De pech is dat Jan nóg een paar brieven bij
zich heeft, blijkbaar ook één voor zijn vriendinnetje. Hij besluit die brieven
in de wc te laten verdwijnen. Hij gooit er nog een paar turven op en giet er
een waterpot over uit. Weg is weg. Maar… niets is minder waar. Het komt uit
en de wc wordt doorzocht.
Eén van de fragmenten uit Uijtenbogaerts boek die gaan over Jan Gijsbertsz |
Via via hoort de dominee in Frankrijk wat er
in Schoonhoven is gebeurd. Hij vindt de situatie ernstig, maar ook “soo
belachelijck … ende het heele werck van den Bailliou ende sijne Dief-leyders,
met het peuteren ende wroeten met nijptangen in het secreet tot in den dreck,
om die lieve papieren (die niet dan sijn Vrijster ende Moeder aenginghen) soo
kinderlijck oock met een van weghen het beir-steecken of stille-veghen van soo
een treffelijck Bailliou soo vol stancks, dat ick my onthoude van des Lesers
neuse daer mede te vervullen”.
De baljuw is er op gebrand de papieren terug
te vinden, omdat hij denkt dat de brief geheimschrift bevat. Hij zegt in zijn
vonnis dat de brieven gevuld zijn met “secrete Instructies ende Characteren met
dewelcke alle Landt-verraderijen gewoon zijn beduydt te worden.” Geheimschrift.
En dat zou best kunnen. Het is zelfs mogelijk dat Jan dat in zijn goede tijd
zelf heeft bedacht! Hoe werkt het?
Alle klinkers worden door streepjes of puntjes
weergegeven en alle medeklinkers dragen een cijfer: B=1, C=2, D=3, F=4 t/m
Z=20. Die codering gebruikt Uijtenbogaert namelijk ook in andere brieven,
slechts op díe plekken, waar persoons-, huis- of plaatsnamen staan; en ook
alleen maar in brieven die de grens over gaan.
De baljuw doet zelfs huiszoeking bij Jans
moeder. En hij doet dat met grof geweld: “alwaer men kisten en kassen dede open
doen en de alles visiteert van boven tot beneden met uytroyinge van 2 of 3
bedt-steden, willende daer uyt hebben een kistjen met geldt ende een male of
sacksken met brieven. Al te vergeefs.” Deze huiszoeking en het leed om haar
zoon zijn teveel voor moeder Uijtenbogaert. Binnen vier dagen gaat de
gezondheid van deze kerngezonde moeder zó achteruit, dat ze op haar sterfbed
komt te liggen. Ze vraagt om haar zoon Jan nog éénmaal te mogen zien, maar de
baljuw weigert bruut. Zo laat zij drie jonge kinderen thuis, en een oudere zoon
in de gevangenis, als wees achter.
Detail kaart van Blaeu; bovenste cirkel is 'de Oeyevaer', de onderste cirkel markeert te plek waar het huis van Jan en zijn moeder stond, in de Meent |
Rep en
roer
De zaak raakt bekend in heel Holland, omdat
men denkt dat de predikant Johannes Uijtenbogaert in Schoonhoven is opgepakt.
Het is Hugo de Groot die dit aan de dominee in Frankrijk schrijft.
Verootmoedigend is het woord dat de dominee in een pleitbrief voor Jan schrijft
aan het Hof van Holland (al is hij bang dat deze brief niet zal worden gelezen):
“in mijn jonge jaren verbrandde Alva in Utrecht een stro-pop die Prins Willem
van Oranje moest voorstellen, uit wraak, omdat hij de échte niet kon vinden.
Als dat nu hier ook het geval is, dan zeg ik de Heere Jezus na: ‘Soeckt ghy my,
laet desen gaen’.”
Uijtenbogaert raadpleegt Hugo de Groot voor
een betrouwbaar advocaat. Deze noemt hem de naam van ene ‘Van W.’, ergens in de
zuidelijke Nederlanden. Maar eind van het liedje is dat niemand de zaak van Jan
wil behartigen; niet omdat de zaak niet deugt, maar omdat ze niet durven uit scrupuleusheyt (angstvalligheid).
De baljuw wordt wél bijgestaan, in de persoon
van de felle, anti-remonstrantse advocaat Marten Douw, die grof verbaal geweld
gebruikt, waardoor Jan in zware vertwijfeling komt. Echter, de pleitbrief van Uijtenbogaert
wordt te Den Haag in deze zaak tóch voorgelezen en draagt er toe bij dat Jan op
16 mei 1625 door het Hof van Holland wordt vrijgesproken en op 18 mei, eerste Pinxterdagh, daadwerkelijk uit de gevangenis in het stadhuis wordt
vrijgelaten, onder voorbehoud dat hij de juridische kosten, alsmede de kost en
inwoning in de gevangenis te Schoonhoven – hoe belachelijk! – nog zal betalen.
Het vonnis over Jan Gijsbertsz Uijtenbogert te Schoonhoven |
Het bedrag wil de dominee in zijn boek niet
noemen, maar in zijn brieven en in het vonnis wordt het wel genoemd:
driehonderd gulden; een bedrag dat Jan nooit op tafel kan leggen. De dominee
schiet hem te hulp en betaalt het abominabele bedrag. Hoewel de baljuw van het
Hof van Holland in het geheim een reprimande krijgt kan niet voorkomen worden
dat Jan voor 25 jaar wordt verbannen uit de stad Schoonhoven.
De pest
Jan zwerft wel vry ende vranck rond door het
land en komt in september 1625 in Rotterdam terecht. Daar woedt in 1624 en 1625
een enorme pestepidemie, waaraan ook Jan bezwijkt, terwijl hij in het sinds
1598 aan de Goudschewagenstraat gelegen Burgerweeshuis vertoeft, waar ook het
Pesthuis bij inzit. Hij wordt als Jan van Schoonhoven begraven op 7 september
op een begraafplaats aan de Visschersdijk.
Het Burgerweeshuis te Rotterdam |
Dit is een triest einde, ware het niet dat Jan
nog kans ziet om de dag vóór zijn overlijden een schitterend briefje te
schrijven aan zijn ‘neve, heere ende lieven Vader’. Dominee Uijtenbogaert schrijft
later – vast met tranen in zijn ogen – over ‘zijn Jan’:
“…ende schreef my daeghs voor sijn overlijden
voelende dat sijne leste ure voor handen was, uyt sijn sieck-bedde een briefken
met seer gekrabbelde letteren, betuyghende sijne troost in Godt, ende sijne
Christelijcke Resolutie tot op-offeringhe sijner ziele aen sijn ghetrouwen Schepper.
Daer in hy my … onder anderen met hooghster ernst bidt, dat, of ick weder in ’t
Landt quame, ende de ghelegentheydt anders presenteerde … ick den Bailliou of
yemant van de sijne, over alle het onghelijck hem in de ghevanckenisse
aengedaen, haer leven gheen schade of hinder en wilde aendoen, maar alles
vergheven.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten